Openbaring: Dodenverering

 Openbaring: Rechtvaardiging door Geloof

Dodenverering

Numeri 25:2 Die nodigden het volk uit bij de offers aan hun goden, en het volk at en boog zich voor hun goden neer.
3. Toen Israël zich zo aan Baäl-Peor koppelde, ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël...
9. Het aantal van hen die aan de plaag stierven, was vierentwintigduizend.

Psalm 106:28 Ook koppelden zij zich aan Baäl-Peor,
zij aten de offers voor de doden.
29. Zij verwekten de HEERE tot toorn met hun daden,
zodat er een plaag onder hen uitbrak.

Het is de neiging van de menselijke natuur om de doden in een glorieuzer en groter licht te zien dan de levenden. 
Vaak is het zo dat de talenten, vriendschap en deugden van de levenden over het hoofd wordt gezien of zelfs wordt gehaat en zodra deze mensen sterven, dan komen alle herinneringen naar boven van deze personen. In ons denken worden dan hun fouten al snel vergeven en hun verdiensten overdreven of de hemel in verheven.
Woorden van sympathie, eerbetoon en liefde worden dan uitgesproken die zoveel meer hadden gedaan als diegene nog levend was. 
De heidenen van ouds hadden een nog vastere manier om dit te doen. De heldendaden en grootheden van de doden werden verheven en ze vleide zichzelf met de gedachte dat deze doden nu goden waren geworden of tot een hoger bestaan waren gekomen. 
Vorige keer hebben wij gezien dat de leer van Bileam, een valse profeet, in Pergamus een sterke grip had. Deze Bileam bracht Gods volk ertoe om offers te eten van anderen goden waarvan de psalmen ons vertellen dat dit de doden waren.
Door dit soort aanbidding wordt de ware God al snel uit het oog verloren. Het leven van een mens wordt heilig verklaard en deze dode wordt tussen God en de mens gezet. Hij neemt de eer en aandacht op die eigenlijk Jezus toebehoort. 
Zo wordt dan de levende Jezus ingeruild voor een dode.
Maar hoe ernstig is de valkuil hier! Deze 'goden' of 'doden' die misschien wel mogen verschijnen aan ongelovigen of wonderen mogen doen, worden door God zelf demonen genoemd:

1 Korinthe 10:20 Nee, ik zeg dit omdat wat de heidenen offeren, zij dat aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u met de demonen gemeenschap hebt.

Maar de Bijbel spreekt zich duidelijk uit over deze mentaliteit. De Bijbel legt de glorie en grootheid van de mens in het stof en vertelt ons dan ook nog dat de doden helemaal niet tot een groter bestaan zijn gekomen, maar integendeel zelfs niets meer weten alsof ze in een soort slaap zitten. Het vertelt ons dat we als de mensheid gedoemd zijn tot ijdelheid en niets:

Prediker 9:5 Want de levenden weten dat zij sterven zullen, maar de doden weten helemaal niets. Zij hebben ook geen loon meer, maar hun nagedachtenis is vergeten.
6. Ook hun liefde, ook hun haat, ook hun afgunst is al vergaan. Zij hebben geen deel meer, voor eeuwig, aan alles wat er onder de zon plaatsvindt.

Job 7:9 Een wolk vergaat en verdwijnt;
zo komt degene die in het graf neerdaalt, er niet weer uit omhoog.
10. Hij keert niet meer terug naar zijn huis,
en zijn woonplaats kent hem niet meer.

Psalm 103:14 Want Híj weet wat voor maaksel wij zijn
en blijft bedenken dat wij stof zijn.
15. De sterveling – zijn dagen zijn als het gras,
als een bloem op het veld, zo bloeit hij.
16. Wanneer de wind erover is gegaan, is hij er niet meer
en zijn plaats kent hem niet meer.

Psalm 144:4 De mens lijkt op een zucht,
zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw.

Jesaja 40:8 Het gras verdort, de bloem valt af,
maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig.

Jesaja 8:19 Wanneer zij dan tegen u zeggen: Raadpleeg de geesten van doden, en waarzeggers met hun gelispel en geprevel – zeg dan: Moet een volk zijn God niet raadplegen? Moet men voor de levenden de doden raadplegen?
20. Terug naar de wet en het getuigenis! Als zij niet overeenkomstig dit woord spreken, zal er voor hen geen dageraad zijn.

Men moet zijn ogen niet op de ijdele mens houden. Laat staan raad vragen aan de doden voor de levenden! Als we zouden beseffen wat dood betekent en hoe zwak we zijn (als stof), dan zouden we lachen bij zo'n suggestie. 
Christus is het Woord. Dit Woord blijft voor eeuwig. Op heel de aarde was er maar één mens die het waardig was om voor eeuwig te leven. Hij alleen is géén ijdelheid. De naties en alle mensen worden door God gerekend als een druppel water. Maar Jezus, als het hoofd van de mensheid, is genoeg. Van Hem alleen krijgen wij onze waarde.
De doden leven niet. God heeft duidelijk verboden te spreken met de doden waardoor demonen grond kunnen krijgen. Het verschrikkelijke gevoel van verlies bij de dood kan ons er misschien naartoe neigen om verkeerde ideeën te krijgen over waar onze doden nu zijn, of we contact met hen kunnen hebben, of ze niet ergens nog leven en of we hen niet kunnen vereren vanwege hun goede voorbeeld.
Maar God vraagt ons moed te nemen. Hij wil niet dat we moed nemen door de mensheid weer opnieuw te verheffen, maar door onze ogen te houden op een Levende die niet meer gedood kan worden. Hij staat daar als het hoofd van de mensheid; opgestaan. En omdat Hij ons hoofd is, worden zelfs de doden die bij Hem horen gerekend alsof ze al levend zijn. Niet omdat zij werkelijk levend zijn, maar omdat zij al zo gerekend worden door Jezus. Zij mogen dan wel als stof zijn en hun leven mag ijdelheid zijn. Hun zondes mogen genoeg zijn om hen voor altijd in het graf te houden. 
Maar Christus heeft het graf overwonnen. Niet alleen heeft Hij het graf overwonnen, maar Hij heeft ook het contact dat we met God hadden verloren hersteld. Zo hoeven we geen contact met doden te zoeken, maar met een levende God die de doden ook weer zal doen opstaan als Jezus terugkomt.
Deze Jezus kan zo dus onze Hogepriester zijn. Dat betekent; Hij kan onze verlossing tewerkstellen:

Hebreeën 7:15 En dit wordt nog veel duidelijker, als er naar het evenbeeld van Melchizedek een andere Priester opstaat,
16. Die dat niet geworden is op grond van een wettelijk voorgeschreven afstamming, maar uit kracht van onvergankelijk leven.
17. Hij getuigt immers: U bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.
18. Want de terzijdestelling van het voorgaande gebod vindt plaats vanwege zijn zwakheid en nutteloosheid.
19. De wet heeft namelijk niets tot volmaaktheid gebracht, maar de totstandbrenging van een betere hoop, waardoor wij tot God naderen, doet dat wel.
20. En in zoverre Hij geen Priester is geworden zonder het zweren van een eed – want zij zijn wel zonder het zweren van een eed priester geworden,
21. maar Hij is het geworden met het zweren van een eed door God, Die tegen Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: U bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek –
22. in zoverre is Jezus Borg geworden van een zoveel beter verbond.
23. En zij zijn wel in groten getale priester geworden, omdat zij door de dood verhinderd werden altijd te blijven,
24. maar Hij, omdat Hij blijft tot in eeuwigheid, heeft een Priesterschap dat niet op anderen overgaat.
25. Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Hoe Word Ik Gered?

Christus is het Leven

Openbaring; Het Tweesnijdend Zwaard