Openbaring: Een Samensmelting

 Openbaring: Rechtvaardiging door Geloof

Een Samensmelting

Openbaring 13:1 En ik zag uit de zee een beest opkomen, dat zeven koppen en tien hoorns had, en op zijn hoorns waren tien diademen, en op zijn koppen een godslasterlijke naam.
2. En het beest dat ik zag, leek op een panter, en zijn poten waren als die van een beer, en zijn muil was als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht, zijn troon en grote macht.

Het beest van Openbaring 13 wordt omschreven als een samensmelting van alle beesten in Daniel 7. 
Het heeft een muil van de leeuw (Babylon), de poten van een beer (Meden en Perzen), het leek op een panter (Griekenland) en het had tien hoorns (uit het Romeinse Rijk) en het had zeven koppen (4 koppen van Griekenland, 1 kop van Babylon, 1 van Meden en Perzen en 1 van Rome).
Het is een samensmelting van alle voormalige machten. Zo geeft dit dus een iets ander perspectief van de kleine hoorn in Daniel 7 hoewel het over hetzelfde idee gaat.
In Openbaring 17 wordt later weer een ander perspectief gegeven waar het beest, de hoorns en de hoofden in tegenstelling staan tot de hoer en er een strijd tussen de twee ontstaat. Dit lijkt dan meer gefocust te zijn op het klei en ijzer dat niet mengt van Daniel 2.
Maar in Openbaring 13 focussen we ons vooral op het beest zelf en het karakter hiervan. Het is een uitbreiding van de kleine hoorn van Daniel 7.
Zo zal deze macht dus een samensmelting zijn. Het karakter hiervan zal ergens iets weghebben van de vorige machten.
Maar waar het in uitstraalt is godslastering:

Openbaring 13:1 En ik zag uit de zee een beest opkomen, dat zeven koppen en tien hoorns had, en op zijn hoorns waren tien diademen, en op zijn koppen een godslasterlijke naam.
5. En het werd een mond gegeven om grote woorden en godslasteringen te spreken, en het werd macht gegeven om dit tweeënveertig maanden lang te doen.
6. En het opende zijn mond om God te lasteren, om Zijn Naam te lasteren en Zijn tent en hen die in de hemel wonen.

Godslastering is niets minder dan jezelf in de plek van God stellen. 
De Joden brachten deze aanklacht op Jezus:

Johannes 10:33 De Joden antwoordden Hem: Wij stenigen U niet vanwege een goed werk, maar vanwege godslastering, namelijk omdat U, Die een Mens bent, Uzelf God maakt.

Jezus had het bij het rechte eind omdat Hij ook werkelijk God was en in Zijn plaats kon zijn.
Deze macht stelt zich echter in de plek van God terwijl het hier geen recht op heeft. Dit karaktereigenschap hebben we al vaak teruggezien in Daniel 7, 8 en 2 Thessalonicenzen.
Dit is de 'naam' van het beest. Op zijn koppen stonden godslasterlijke namen. Dit is hoe hij bekend staat, in ieder geval bij God.
Het is deze macht dat zijn macht kreeg van Satan, de draak.
En waren mensen zich hier goed bewust van? 
Nee, ze zullen het beest aanbidden, of ook wel in de plaats van God zelf zetten.

Openbaring 13:3 En ik zag een van zijn koppen als dodelijk gewond, maar zijn dodelijke wond werd genezen. En de hele aarde ging het beest met verwondering achterna.
4. En zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest macht gegeven had. En zij aanbaden het beest en zeiden: Wie is aan dit beest gelijk? En wie kan er oorlog tegen voeren?
7. En het beest werd macht gegeven om oorlog te voeren tegen de heiligen en om hen te overwinnen, en hem werd macht gegeven over elke stam, taal en volk.
8. En allen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, althans van wie de namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af.

Het beest was dodelijk gewond geraakt. Het had zijn macht tijdelijk kwijt geraakt. Dit kan misschien gaan over die 42 maanden. Daarna raakt hij verwond. Maar er wordt ons iets verteld dat Daniel 7 nog niet heeft gezegd.
Deze wond zou weer genezen en men zou weer in verwondering het beest aanbidden.

Openbaring 13:9 Indien iemand oren heeft, laat hij horen.
10. Als iemand in gevangenschap voert, die gaat zelf in gevangenschap. Als iemand met het zwaard doodt, die moet zelf met het zwaard gedood worden. Hier is de volharding en het geloof van de heiligen.

Andere vertalingen laten dit meer klinken zoals een vers in Jeremia:

Jeremia 15:1 De HEERE zei tegen mij: Al stond Mozes of Samuel voor Mijn aangezicht, dan nog zou Mijn ziel niet met dit volk van doen willen hebben. Stuur hen van voor Mijn aangezicht weg, laten zij weggaan!
2. En het zal gebeuren, wanneer zij tegen u zeggen: Waar moeten wij naartoe gaan? dat u tegen hen moet zeggen: Zo zegt de HEERE:

Wie bestemd is voor de dood, naar de dood;
wie bestemd is voor het zwaard, naar het zwaard;
wie bestemd is voor de honger, naar de honger;
en wie bestemd is voor de gevangenis, naar de gevangenis.

Hebben wij volharding en geloof hiervoor? 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Hoe Word Ik Gered?

Openbaring: Maar Ze Bekeerden zich niet

Openbaring: Wie Overwint...