Openbaring: Een Hoer
Openbaring: Rechtvaardiging door Geloof
Een Hoer
Openbaring 17:1 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij en zei tegen mij: Kom, ik zal u het oordeel over de grote hoer laten zien, die aan vele wateren zit.
2. Met haar hebben de koningen van de aarde hoererij bedreven, en de bewoners van de aarde zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij.
In Openbaring 17 wordt er een hoer afgebeeld die aan vele wateren zit.
Door de hele Bijbel heen, met een enkele uitzondering, wordt Gods volk dat van God afdwaalt als een hoer vergeleken.
In Openbaring 3 vonden wij de hoer Izebel in de gemeente.
In Openbaring 12 vonden wij de zuivere vrouw dat Gods verdrukte volk moest voorstellen of het Nieuwe Jeruzalem.
Hier tegenover staat nu de hoer.
De enige hoer dat niet direct over Gods volk gaat in de Bijbel is Tyrus (verder is er ook nog een kleinere referentie in Nahum 3 voor Ninevé):
Jesaja 23:17 Na verloop van die zeventig jaar zal het gebeuren dat de HEERE naar Tyrus zal omzien. Vervolgens zal zij weer terugkeren naar haar hoerenloon en hoererij bedrijven met alle koninkrijken van de wereld die zich op de aardbodem bevinden.
18. Haar winst en hoerenloon zal echter heilig worden voor de HEERE. Het zal niet opgeslagen of weggelegd worden, maar haar winst zal zijn voor hen die wonen voor het aangezicht van de HEERE, om tot verzadiging te kunnen eten en kostbare kleding te kopen.
De overlap met Openbaring 17 en 18 met Jesaja 23 is best duidelijk. Maar het is interessant om op te merken dat Izebel een Zidoniër was, waar Tyrus ook onder viel.
De context van Openbaring laat dus overduidelijk zien dat dit over Gods volk gaat.
Maar de rest van het oude testament is net zo duidelijk.
Ezechiël is een van de meest treffende beelden waar het over Gods volk in naam van Jeruzalem gaat.
Ezechiël 16:3 en zeg: Zo zegt de Heere HEERE tegen Jeruzalem: Uw oorsprong en uw geboorte zijn uit het land van de Kanaänieten. Uw vader was die Amoriet en uw moeder een Hethitische.
4. Wat uw geboorte betreft, op de dag dat u geboren werd, werd uw navelstreng niet afgesneden, werd u niet met water schoongewassen, werd u ook al niet met zout ingewreven, en al helemaal niet in doeken gewikkeld.
5. Geen oog zag naar u om, om een van die dingen uit medelijden bij u te doen. U werd weggeworpen op het open veld uit afschuw voor uw leven op de dag dat u geboren werd.
6. Toen Ik voorbij u kwam, zag Ik u trappelend in uw bloed en Ik zei tegen u in uw bloed: Leef! Ja, Ik zei tegen u in uw bloed: Leef!
7. Ik heb u even overvloedig gemaakt als het gewas op het veld. U groeide op, u werd groot en u kwam tot grote schoonheid. Uw borsten werden stevig, uw haar groeide, maar u was naakt en bloot.
8. Toen Ik voorbij u kwam, zag Ik u, en zie, uw tijd was de tijd van de liefde. Zo spreidde Ik Mijn vleugel over u uit en bedekte uw naaktheid. Daarop zwoer Ik u een eed en ging een verbond met u aan, spreekt de Heere HEERE, en zo werd u van Mij.
9. Daarop waste Ik u met water, spoelde uw bloed van u af en zalfde u met olie.
10. Ik trok u kleurrijk geborduurde kleding aan, schoeide u met zeekoeienhuiden, omwikkelde u met fijn linnen en bedekte u met zijde.
11. Ik tooide u met sieraden. Ik deed armbanden om uw polsen en een ketting om uw nek.
12. Ook deed Ik een ring door uw neus, oorbellen aan uw oren en zette een sierlijke kroon op uw hoofd.
13. Zo werd u getooid met goud en zilver. Uw kleding was van fijn linnen en zijde, en voorzien van kleurrijk borduurwerk. Meelbloem, honing en olie at u. U werd buitengewoon mooi, en werd geschikt voor het koningschap.
14. Van u ging een naam uit onder de heidenvolken vanwege uw schoonheid, want die was volmaakt door Mijn glorie, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere HEERE.
15. Maar u vertrouwde op uw schoonheid en bedreef hoererij, trots op uw naam. U hebt uw hoererijen uitgestort over ieder die voorbijtrok, uw schoonheid was voor hem!
16. U nam een deel van uw kleding, maakte daarmee voor uzelf de offerhoogten kleurrijk en bedreef er hoererij op. Nooit is zoiets voorgekomen en het zal nooit meer gebeuren.
17. U nam uw sieraden van Mijn goud en van Mijn zilver dat Ik u gegeven had, en maakte voor uzelf mannenbeelden en daarmee bedreef u hoererij.
18. U nam uw kleurrijk geborduurde kleding en bedekte ze daarmee. U zette Mijn olie en Mijn reukwerk voor hen neer.
19. En Mijn brood, dat Ik u had gegeven, en de meelbloem, olie en honing, die Ik u te eten had gegeven, hebt u hun aangeboden als een aangename geur. Zo gebeurde dat, spreekt de Heere HEERE.
20. U nam uw zonen en uw dochters, die u Mij gebaard had en bracht ze als offer voor hen om te eten. Waren uw hoererijen niet genoeg,
21. dat u Mijn kinderen geslacht hebt, ze prijsgegeven hebt, toen u ze voor hen door het vuur liet gaan?
22. Ook hebt u bij al uw gruweldaden en uw hoererijen niet gedacht aan de dagen van uw jeugd, toen u naakt en bloot was, trappelend in uw bloed.
23. Na al uw kwaad gebeurde het – wee, wee u! spreekt de Heere HEERE –
24. dat u voor uzelf een verhoging bouwde en voor uzelf op elk plein een hoogte maakte.
25. Bij elk kruispunt bouwde u uw hoogten. U misbruikte uw schoonheid afschuwelijk, u spreidde uw benen voor ieder die voorbijtrok en maakte uw hoererijen talrijk.
26. U bedreef hoererij met de Egyptenaren, uw zwaargeschapen buren. U maakte uw hoererijen talrijk, zodat u Mij tot toorn verwekte.
27. Zie, daarop strekte Ik Mijn hand tegen u uit en verminderde het u toegewezen deel, en Ik gaf u over aan de willekeur van hen die u haten, aan de dochters van de Filistijnen, die te schande werden vanwege uw schandelijk gedrag.
28. Daarna bedreef u hoererij met de Assyriërs, omdat u onverzadigbaar was. U bleef hoererij met hen bedrijven, en nog raakte u niet verzadigd.
29. Vervolgens maakte u uw hoererij talrijk tot in het land van de kooplieden, Chaldea. En ook daardoor raakte u niet verzadigd.
30. Wat moet uw hart verkommerd zijn – spreekt de Heere HEERE – bij het doen van dit alles: werk van een schaamteloze vrouw die een hoer is!
31. Toen u uw verhoging bouwde op elk kruispunt en uw hoogte maakte op elk plein, was u, door met het hoerenloon de spot te drijven, niet als een echte hoer.
32. U, vrouw die overspel pleegt, neemt in plaats van haar eigen man vreemde mannen!
33. Alle hoeren pleegt men een beloning te geven, maar u geeft uw geschenk zelf aan al uw minnaars en beloont ze, zodat zij van rondom naar u toe komen vanwege uw hoererijen.
34. Zo gebeurt bij u in uw hoererijen het tegendeel van wat er gebeurt bij die vrouwen: men ging niet als in hoererij achter u aan. Als u immers zelf hoerenloon geeft en het hoerenloon niet aan u wordt gegeven – dan bent u het tegendeel geworden.
35. Daarom, hoer, hoor het woord van de HEERE!
36. Zo zegt de Heere HEERE: Omdat u uw brandende begeerte uitgestort hebt en uw schaamte ontbloot werd in uw hoererijen met uw minnaars en met al uw gruwelijke stinkgoden, en om het bloed van uw kinderen dat u hun gegeven hebt,
37. daarom, zie, ga Ik al uw minnaars die u behaagd hebt, allen die u bemind hebt, met allen die u gehaat hebt, bijeenbrengen, ja, Ik zal hen van rondom bijeenbrengen tegen u en Ik zal uw schaamte voor hen ontbloten, zodat zij heel uw naaktheid zullen zien.
38. Ik zal u oordelen overeenkomstig de bepalingen voor overspelige vrouwen en vrouwen die bloed vergieten. Ik zal u overgeven aan de bloeddorst van grimmigheid en van na-ijver.
39. En Ik zal u in hun hand geven. Zij zullen uw verhoging afbreken, uw hoogten omverwerpen, u uw kleding uittrekken, uw sieraden nemen en u naakt en bloot achterlaten.
40. Daarop zullen zij een menigte tegen u laten opkomen. Zij zullen u met stenen stenigen en u met hun zwaarden doorsteken.
41. Zij zullen uw huizen met vuur verbranden. Voor de ogen van vele vrouwen zullen zij strafgerichten over u voltrekken. Dan zal Ik u laten ophouden een hoer te zijn en u zult ook geen hoerenloon meer geven.
42. Zo zal Ik Mijn grimmigheid op u doen rusten en Mijn na-ijver zal van u wijken. Dan zal Ik tot rust komen en niet meer toornig zijn.
43. Omdat u niet gedacht hebt aan de dagen van uw jeugd en Mij met al deze dingen ontzet hebt, zie, daarom zal Ik ook u uw weg op uw eigen hoofd doen neerkomen, spreekt de Heere HEERE, zodat u zich met al uw gruweldaden niet meer schandelijk gedragen zult.
Zo was het met Jerzualem. Ezechiël 23, het hele boek Hosea, Jeremia 3, Jesaja 1 en het woord 'hoereren' in de wet van Mozes wijzen allemaal naar hetzelfde verhaal.
Hier in Openbaring wordt nog een rijke grote stad genoemd als een hoer die van God was weggegaan.
Openbaring 17:18 En de vrouw die u gezien hebt, is de grote stad, die koninklijke heerschappij voert over de koningen van de aarde.
Ze voert heerschappij op een bepaalde manier over de koningen van de aarde. Maar ze bedrijft ook hoererij met hen als stad. Ze vertrouwt niet op haar God, maar gaat van de ene koning naar de andere koning als een onbetrouwbare hoer.
In Daniel 2 zagen wij dat de laatste periode werd afgebeeld als klei dat zich niet echt mengde met ijzer.
Het ijzer stond voor de Roomse kracht. Het klei refereert in Jeremia naar Gods volk, Israël. Nu is dit natuurlijk de gemeente of de kerk.
Deze twee elementen probeerden te mengen, maar dat konden ze niet.
Hier wordt dat weer afgebeeld. In Openbaring 13 ging het over de macht in het geheel net als in Daniel 7 het over een kleine hoorn gaat. In Openbaring 17 gaat het meer over die splitsing die we zien in Daniel 2.
In Ezechiël werd al gezegd dat juist de koningen met wie Jeruzalem hoererij bedreef tegen haar zouden keren.
Zo zal het ook uiteindelijk zijn met deze hoer in Openbaring, die grote stad, die zou vallen tijdens de zeven plagen:
Openbaring 17:15 En hij zei tegen mij: De wateren die u gezien hebt, waaraan de hoer zit, zijn volken, menigten, naties en talen.
16. En de tien hoorns die u op het beest zag, die zullen de hoer haten, en haar berooid en naakt maken, en zij zullen haar vlees eten, en haar met vuur verbranden.
17. Want God heeft het in hun hart gegeven om Zijn plan uit te voeren en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden van God volbracht zijn.
Het 'beest' en de 'tien hoorns' hier die voor koningen of koninkrijken staan en ons doet denken aan het ijzere element van Daniël 2 keren zich tegen het kerkelijke element waardoor de macht aan het beest zelf wordt gegeven, het ijzeren element. Zo wordt het 'klei' element uiteindelijk verworpen en valt het systeem uit elkaar. Dit is dus een iets andere focus dan Openbaring 13, maar wel hetzelfde onderwerp.
Er wordt ook gezegd dat de hoer zou verbrand worden. Dit doet ons natuurlijk meteen denken aan Jeruzalem die zo vaak werd gewaarschuwd voor verbranding als een straf.
Maar een van de enige twee soort mensen in het hele oude testament die de straf van verbranding kreeg in de wet van Mozes was als volgt:
Leviticus 21:9 Als een dochter van een zekere priester zich ontheiligt door hoererij te bedrijven, dan ontheiligt zij haar vader. Zij moet met vuur verbrand worden.
Het was een hoer die vanuit huis het woord van God juist kende.
Maar wat zegt God?
Hosea moest iets doen dat een beeld zou vormen voor hoe God het ziet:
Hosea 3:1 De HEERE zei tegen mij: Ga opnieuw, bemin een vrouw die bemind wordt door haar levensgezel, maar overspel pleegt, zoals de HEERE de Israëlieten bemint, hoewel zij zich wenden tot andere goden en houden van rozijnenkoeken.
Hosea 11:8 Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraïm,
u uitleveren, Israël?
Hoe zou Ik u prijsgeven als Adama,
met u doen als met Zeboïm (verwoeste steden)?
Mijn hart keert zich in Mij om,
al Mijn medelijden is opgewekt.
Reacties
Een reactie posten