Openbaring: Babylon Valt

 Openbaring: Rechtvaardiging door Geloof

Babylon Valt

 Wanneer Babylon uiteindelijk valt bij die zevende plaag en de volkeren tegen haar keren, zijn de koningen en kooplieden in jammering:

Openbaring 18:9 En de koningen van de aarde die hoererij met haar bedreven hebben en losbandig geleefd hebben, zullen huilen en rouw over haar bedrijven, wanneer zij de rook van haar verbranding zullen zien.

10. Zij blijven van verre staan uit vrees voor haar pijniging en zeggen: Wee, wee de grote stad Babylon, de sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen.

11. En de kooplieden van de aarde zullen over haar huilen en treuren, omdat niemand hun waren meer koopt:

12. koopwaar van goud, zilver, edelgesteente, parels, fijn linnen, purper, zijde en scharlaken, allerlei geurig hout, allerlei ivoren voorwerpen en allerlei voorwerpen van zeer kostbaar hout, koper, ijzer en marmer,

13. en kaneel, reukwerk, mirre, wierook, wijn, olie, meelbloem en tarwe, lastdieren en schapen, paarden en wagens, en lichamen en zielen van mensen.

14. En de rijpe vrucht waarnaar uw ziel verlangde, is van u geweken. Al wat glansrijk en sierlijk was, is van u weggegaan en u zult dat beslist niet meer terugvinden.

15. De kooplieden van deze waren, die door haar rijk zijn geworden, zullen huilend en treurend op grote afstand blijven staan uit vrees voor haar pijniging,

16. en zeggen: Wee, wee de grote stad, die bekleed was met fijn linnen, purper en scharlaken, en getooid met goud, edelgesteente en parels. Want in één uur is die grote rijkdom verwoest.

17. En elke stuurman, al het volk op de schepen, zeelieden en allen die op zee hun werk doen, bleven van verre staan,

18. en zij riepen toen zij de rook van haar verbranding zagen: Welke stad was aan deze grote stad gelijk?

19. En zij wierpen stof op hun hoofd en riepen huilend en treurend: Wee, wee de grote stad, waarin allen die schepen op zee hadden, rijk zijn geworden door haar weelde. Want in één uur is zij verwoest.

Voor Tyrus was er hetzelfde soort weeklaag:

Jesaja 23:1 De last over Tyrus.


Weeklaag, schepen van Tarsis!

Want het is verwoest, zodat er geen huis meer staat;

niemand kan erin. Vanuit het land van de Kittiërs

is het hun onthuld.

2. Zwijg, bewoners van de kuststreek!

De kooplieden van Sidon,

die de zee bevaren, hebben u welvaart gebracht.

3. Over de grote wateren

kwam het zaad van Sichor, de oogst van de Nijl was zijn inkomen;

het was de marktplaats voor de heidenvolken.

4. Schaam u, Sidon! Want de zee zegt,

de zeevesting zegt:

Ik heb geen weeën gehad en ook niet gebaard,

geen jongemannen grootgebracht,

geen meisjes doen opgroeien.

5. Zoals bij de tijding over Egypte

zal men ineenkrimpen bij de tijding over Tyrus.


6. Steek over naar Tarsis,

weeklaag, bewoners van de kuststreek!

7. Is dit uw uitgelaten stad,

waarvan de oorsprong in de dagen van weleer ligt,

waarvan de voeten haar ver wegdroegen

om er als vreemdeling te verblijven?

8. Wie heeft dit besloten

over Tyrus, de stad die kronen uitdeelt,

waarvan de kooplieden vorsten zijn,

waarvan de handelaars de groten der aarde zijn?

9. De HEERE van de legermachten heeft dit besloten

om de trots van alle sieraad te ontluisteren,

om alle groten der aarde

verachtelijk te maken.


Ezechiël 27:27 Uw bezittingen, uw waren, uw handelswaar, uw zeelieden, uw matrozen, zij die de lekken in uw schepen dichtten, zij die handel met u dreven, al uw strijdbare mannen die bij u waren, samen met heel uw menigte, die in uw midden is, zullen vallen in het hart van de zeeën op de dag van uw val.


28. Voor het geluid van het geschreeuw van uw matrozen

beven de opgezweepte golven.

29. Allen die roeiriemen vastgrijpen,

dalen af uit hun schepen.

Zeelieden, alle matrozen van de zee:

zij staan aan land.

30. Zij laten hun stem over u horen,

bitter schreeuwen zij,

stof werpen zij op hun hoofd,

zij wentelen zich in de as.

31. Vanwege u scheren zij zich helemaal kaal

en omgorden zij zich met rouwgewaden.

Zij bewenen u, bitter van ziel,

met een bittere rouwklacht.

32. Jammerend zullen zij een klaaglied over u aanheffen

en een weeklacht over u zingen:

Wie was als Tyrus, als de verwoeste,

in het midden van de zee?


33. Toen uw waren van overzee kwamen,

verzadigde u veel volken.

Met uw vele bezittingen en uw handelswaar

maakte u de koningen van de aarde rijk.

34. Nu ligt u in de waterdiepten,

gebroken door de zeeën;

uw handelswaar en heel uw menigte

zijn uit uw midden weggevallen.

35. Alle bewoners van de kustlanden zijn ontzet over u,

en hun koningen rijzen de haren te berge,

hun gezichten staan verwrongen.

36. Zij die zaken doen onder de volken,

sissen van afschuw over u.

U bent een voorwerp van verschrikking geworden,

en u zult niet meer bestaan tot in eeuwigheid.

Dit is hoe het zal zijn wanneer Babylon valt voor de handelaren en de koningen. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Hoe Word Ik Gered?

Openbaring: Wie Overwint...

Openbaring: Het Woord van Volharding