Openbaring: Ellendig
Openbaring: Rechtvaardiging door Geloof
Ellendig
Openbaring 3:17 Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent.
18. Ik raad u aan dat u van Mij goud koopt, gelouterd door het vuur, opdat u rijk wordt, en witte kleren, opdat u bekleed bent en de schande van uw naaktheid niet openbaar wordt. En zalf uw ogen met ogenzalf, opdat u zult kunnen zien.
Laodicea vond dat ze geen gebrek hadden. Ze hadden geen verlangen naar meer en waren tevreden met wat ze hadden.
Maar feitelijk waren ze ellendig en beklagenswaardig. Ze waren niet alleen in een serieus gevaarlijke positie, maar ook nog eens zondig.
Het Griekse woord voor 'ellendig' hier wordt maar één keer ergens anders in het hele Nieuwe Testament gebruikt.
Dat is in Romeinen 7.
In Romeinen 7 heeft Paulus het over de ervaring van een bekeerde Christen. In Romeinen 3,4 en 5 heeft hij het al gehad over rechtvaardiging door geloof en in Romeinen 6 het persoonlijk toepassen hiervan waardoor we een leven in het dienen van God.
Maar, zoals veel mensen denken, heeft Paulus het hier niet over het verliezen tegen zonde. Hij is hier een overwinnaar over zonde.
Hij maakt een onderscheid tussen het 'uitwerken' of het werkelijk doen van zonde of gerechtigheid en dat wat de wet van zonde in ons doet zelfs als we God gehoorzamen.
Hij maakt een onderscheid tussen het 'uitwerken' of het werkelijk doen van zonde of gerechtigheid en dat wat de wet van zonde in ons doet zelfs als we God gehoorzamen.
Zelfs in onze beste gehoorzaamheid is er nog een wet van zonde in ons dat onze gehoorzaamheid bezoedeld. Er is maar al te vaak die lust in ons om het verkeerde te doen al werken we dit niet uit.
Deze onderscheid is ook duidelijk in het Grieks waar er twee verschillende woorden gebruikt worden voor het 'doen'. Het een gaat dus meer over het werkelijk uitwerken ervan door onszelf ergens aan te onderwerpen in deze context en het ander meer over de innerlijke werking van zonde of gerechtigheid dat zich niet persé hoeft te uiten.
Zo zegt Paulus dus:
Romeinen 7:18 Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet.
20. Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont.
21. Ik ontdek dus deze wet in mij: dat, als ik het goede wil doen, het kwade dicht bij mij ligt.
22. Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God.
23. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is.
26. Zo dien ik dan zelf wel met het verstand de wet van God, maar met het vlees de wet van de zonde.
Eerder zegt hij over lust, wat hier in deze innerlijke strijd duidelijk naar voren komt:
Romeinen 7:7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers ook niet geweten hebben dat begeerte zonde was, als de wet niet zei: U zult niet begeren.
Deze wet van zonde in ons, of de begeertes van het vlees, zijn op zichzelf al wettelijk strafbaar in Gods ogen. Ze zijn een overtreding van de wet.
Zo is zelfs onze beste gehoorzaamheid niet 100% puur.
Met deze innerlijke strijd roept Paulus:
Romeinen 7:24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?
Laodicea beseft dit niet. Zij denkt dat ze niets meer nodig heeft.
Maar eigenlijk is ze ellendig. Ze is van nature zondig en deze zondigheid is te vinden in de kern van haar ziel. Ze is niet volledig puur en heeft daarom meer nodig.
Want als ze me het haar eigen gehoorzaamheid moest staan voor God, dan zou dit te weinig zijn.
Maar eigenlijk is ze ellendig. Ze is van nature zondig en deze zondigheid is te vinden in de kern van haar ziel. Ze is niet volledig puur en heeft daarom meer nodig.
Want als ze me het haar eigen gehoorzaamheid moest staan voor God, dan zou dit te weinig zijn.
Net als de Israëlieten heeft ze een Hogepriester nodig die in haar plaats staat, zelfs voor haar heilige giften:
Exodus 28:38 Hij moet namelijk op het voorhoofd van Aäron zijn, zodat Aäron de ongerechtigheid kan dragen van de geheiligde gaven die de Israëlieten brengen, ja, van al hun geheiligde geschenken. Hij moet namelijk voortdurend op zijn voorhoofd zijn om hen aangenaam te maken voor het aangezicht van de HEERE.
Jezus zelf is deze gerechtigheid. Hij had deze wet van zonde niet in zich. Hij was wel zondeloos en volledig puur. En deze Jezus staat in onze plek.
Wij moeten erkennen dat we maar ellendig zijn zelfs in onze beste gehoorzaamheid mét de Geest. Door die innerlijke strijd moeten we ertoe gebracht worden om te beseffen hoeveel we Jezus nodig hebben. En wanneer we zien wie Jezus voor ons is, dan verhelpt dit onze lauwheid.
En dan zeggen we met Paulus:
Romeinen 7:25 Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere.
Reacties
Een reactie posten